Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alzo zegt de HEERE: [1]Waar is [2]de scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar [3]weggezonden heb? Of wie is er van Mijn [4]schuldeisers, aan [5]wien Ik u verkocht heb? Ziet, om uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen is uw moeder weggezonden. 1. God spreekt hier de boze Joden aan, bij welken het eertijds ene wijze was dat zij hunne vrouwen een scheidbrief gaven, als zij naar hun zin niet waren; Deut.24:1. Alzo heeft God met het Joodse volk niet gehandeld, dat Hij hen zonder grote oorzaak naar Babel zou hebben weggezonden, maar zij hebben gruwelijk en menigmaal tegen Hem gezondigd. 2. Wat het geven van een scheidbrief aangaat, zie Deut.24:1. 3. Dat is, verlaten heb, dat is hier te zeggen, gevankelijk heb laten wegvoeren. 4. Of, schuldheren. 5. Het placht bij de Joden geoorloofd en gebruikelijk te zijn dat een vader, die schuld had en niet betalen kon, zijne dochter tot ene dienstmaagd mocht verkopen, Ex.21:7, en 2 Kon.4:1, ofschoon de kinderen zulks niet verdiend hadden; maar alzo heeft God met de Joden niet gehandeld, maar Hij heeft hen om hunne ongerechtigheden verkocht, dat is, in handen der Babyloniers overgeleverd.